1. Controleer om te beginnen de bandenspanning. Alle fietsbanden verliezen druk als de fiets een tijdje niet wordt gebruikt. Als je geen goede fietspomp hebt, koop er dan een. De betere exemplaren hebben een grote voetplaat en een royale, goed afleesbare drukmeter. (Bestaat je gezin uit meerdere fietsfanaten, dan kun je het beste een elektrische luchtpomp aanschaffen.) En houd je altijd aan de door de bandenfabrikant aanbevolen bandenspanning.
2. Stel het zadel af. Zorg ervoor dat het zadel stevig vastzit. Heb je kinderen of tieners die nog volop in de groei zijn, stel het zadel dan in op een comfortabele hoogte. Als je – hoe je het zadel ook afstelt – te groot bent geworden voor je fiets, wordt het tijd voor een nieuwe (fiets, niet zadel). Als het zadel versleten is en de veren blootliggen, moet het zadel onmiddellijk worden vervangen.
3. Controleer de spaken. Ze houden je wielen in vorm. Zorg ervoor dat ze goed vastzitten. Als dat niet het geval is, gebruik dan een spaaksleutel om de nippels van de spaken vast te draaien. (Als je er geen hebt, koop er dan een. Let er wel op dat die geschikt is voor je velgen.) Draai de spaaknippels niet te vast. En vergeet niet om de spaken om de paar maanden te controleren, ook al lijkt er niets aan de hand te zijn.
4. Controleer de remmen. Knijp de remhendels in en controleer bij elk wiel of de remblokjes bewegen. Controleer de slag van de remhendels. Als deze te groot is, draai de stelschroef dan iets losser en controleer de slag opnieuw. De remmen mogen niet blijven hangen en moeten het ronddraaiende wiel volledig tot stilstand brengen. Vervang de remkabels als deze beginnen te rafelen of stroef bewegen. Controleer vervolgens of de remblokjes bij het remmen volledig tegen de velg aan drukken. Ze mogen niet wiebelen of loszitten. Stel de kabel af als de remblokjes te ver van de velg af staan en vervang de remblokjes als ze versleten zijn.
5. Stel de derailleurs en shifters af. Zet je fiets op een montagestandaard of zet hem op zijn kop. Draai de pedalen rond en schakel door alle versnellingen. Controleer of de fiets soepel schakelt. Stel de voor- en achterderailleur zo af dat de ketting in elke versnelling recht loopt. Je hebt hiervoor een kruiskopschroevendraaier nodig.
6. Controleer de ketting. Druk met je vingers op het bovenste deel van de ketting. De ketting mag niet meer dan 0,5 – 1,25 cm speling hebben. Een te slap gespannen ketting kan tijdens het fietsen van de tandwielen af lopen. Dat is nooit leuk en soms zelfs ronduit gevaarlijk. Een te strak gespannen ketting loopt zwaar en kan de tandwielen beschadigen. Draai de achterwielmoeren los en trek het achterwiel naar achteren om de ketting op spanning te brengen. Kettingen rekken na verloop van tijd uit. Dus vervang de ketting mocht dat nodig zijn.
7. Smeer de fiets. Breng een droog smeermiddel aan op de achterste tandwielen, de voorste tandwielen, de ketting en alle bewegende delen van het crankstel. Breng ook een beetje droog smeermiddel aan op de voor- en achterwiellagers aan beide zijden. Een droog smeermiddel heeft de voorkeur omdat WD-40 en standaard 3-in-1 olie vuil opneemt en dat wil je niet bij deze onderdelen.
8. Controleer tot slot de verlichting en de reflectoren. Als het donker is, wil je zichtbaar zijn op je fiets. Dus controleer de batterijen, de verlichting en de reflectoren.
Eigenlijk kun je dit allemaal het beste nu meteen doen. Want mijn weer-app zegt dat het morgen mooi weer wordt!